vrijdag 8 mei 2020

Opgepakt door de politie in Gieten

Vanuit Tynaarlo fietste ik naar Assen naar de Ambachtsschool. Zeventien kilometer. In de winter met de bus. De bus stopte bij het hunebed van Tynaarlo. Als ik mij goed herinner ging ik 's morgens lopend langs het spoor naar de bus. Dat was een tien minuten lopen.

Wij verhuisden terug naar Zeijen. Aan de Rheeërweg was voor het grote gezin een veel te klein huis beschikbaar. Waarom wij uit Tynaarlo vertrokken weet ik niet. De rit naar de “blikfabriek” was daardoor veel langer voor mijn vader. Maar voor mij was het minder kilometers op de fiets naar Assen. De helft.

Op de Ambachtsschool werd ik bevriend met Karel Bos. Een lange slungel. Karel had een mooie nieuwe DKW-brommer. Bij hem achterop reden we naar Gieten waar hij woonde. En dan bleef ik bij de familie Bos slapen. Karel nam mij altijd mee het bos in. Eieren uit nesten halen. Ook hij had een hut in het bos gebouwd. En toen wij daar naar toe liepen en al dichtbij waren, moest ik vertellen waar die hut was. Maar ik zag niets. De hut was helemaal onder bruin blad verscholen.

Vader Bos en Karel hadden vaak gesprekken waar ik niets van begreep. Een soort geheim taaltje.

Op een dag pikte de politie mij op toen ik even alleen door het dorp liep. Mee naar het bureau. En daar werd ik uitgehoord wat wij uitspookten in het Gieter bos. Ik wist van niets. Dus kon ik ook niet veel vertellen. Behalve dat we speelden in het bos en soms gingen zwemmen.

Toen de vriendschap langer duurde en Karel mij leerde hoe ik strikken moest zetten voor hazen en konijnen werd het mij langzaam duidelijk wat de politie toen wilde weten. De familie Bos stond in heel Gieten bekend als stropers.

Op school was het niet leuk. Andere kinderen hadden altijd geld om bij de patatzaak een “puutje” patat te kopen voor een kwartje. Ik kreeg geen geld. Dat was er doodgewoon niet. Huiswerk maken thuis was ook niet mogelijk. We sliepen met zijn allen op zolder dicht bij elkaar. Dus toen ik regelmatig spijbelde, besloot mijn vader dat ik dan maar moest werken. Na anderhalf jaar op de Ambachtsschool ging ik werken bij Piet Schoon in Zeijerveld. Ik was dertien en een half jaar.

En zo kom ik weer bij de mooie tijd bij boer Piet. Lees mijn volgende verhaaltjes.



2 opmerkingen:

  1. Leuk verhaal weer. Ik had ook zo'n hut gebouwd, in het marsbos in Zwolle. Die zag je van een paar meter af ook niet.

    BeantwoordenVerwijderen